Robin van den Maagdenberg
INTERVIEW
Reizen in verbeelding

Upstate New York. Op andere dagen is deze wereld groen en zonnig. Met landelijke dorpjes die je in Italië of Frankrijk zou kunnen vinden, maar dan nieuw en gepolijst, alsof ze net uit de doos komen. Op dit moment is het zicht beperkt tot een paar vierkante meter omtrek, de rest van het landschap wordt afgeschermd door een grijze wal van regen. Het komt met bakken uit de lucht. Stapvoets rijd ik op een buitenweg bij het dorp East Nassau en zoek ik naar het huis van schrijver Lydia Davis en haar man, de schilder Alan Cote.

‘Moeite is nooit verspild als je iets gewoon doet.’

Bij het parkeren van de auto houdt het op met regenen. Het is alsof een gordijn van wolken wordt geopend, waarachter een landhuis in een weelderig decor van groen opduikt. Lydia Davis staat in de deuropening, ze gaapt met haar hand voor haar mond. Gisteravond kwam ze laat thuis na een bezoek aan haar familie op Cape Cod. Met de ferry naar Boston, en vanaf Boston terug met de bus. Een reis van zeven uur. Het is een van de langste reizen die ze nog maakt, sinds ze begin dit jaar heeft besloten niet meer te vliegen. Ze wil haar carbon footprint verminderen. Daarnaast houdt ze van reizen met het openbaar vervoer. Het zijn gedisciplineerde uurtjes. In die ene stoel, waaruit ze niet kan opstaan om de was te doen of een rondje buiten te wandelen, schrijft of redigeert ze een groot deel van haar verhalen. Ongemakkelijk denk ik aan de reis die ik heb gemaakt om hier te komen, acht uur met het vliegtuig, drie uur met de auto.

Vreemd en onverwachts

Davis wordt wel de koningin van het zeer korte verhaal genoemd. Onlangs kwam het eerste deel van haar essays uit, Essays One, waarin ze schrijft over haar inspiratiebronnen, over de woorden die ze liefheeft en over het schrijfproces zelf. De New York Times noemde haar de Vermeer van Amerika, vanwege haar scherpe observaties van de alledaagsheid.

Davis begon als student met het schrijven van korte verhalen. Verhalen met een plot, met dialogen en beschrijvingen. Traditioneel en uitgebalanceerd, maar niet zo spannend. Tot ze de huiselijke maar absurde zeer korte verhalen van Russell Edson las. Zo vreemd en onverwachts. Verhalen waarin net als bij Davis vaak (huis)dieren, planten en mensen dezelfde gevoelens worden toegedicht en deze met elkaar in gesprek gaan, al loopt het net zo vaak uit op een potje bekvechten.

Davis besloot nog korter te gaan schrijven. Als ze nu de verhalen terugleest die ze als twintiger schreef, vindt ze die artificieel. ‘Maar dat is niet erg,’ zegt ze, ‘ik was aan het leren. Moeite is nooit verspild als je iets gewoon doet. Later ben ik steeds natuurlijker gaan reageren op de dingen die mijn interesse hadden.’ Waar ze toen ze net begon nog weleens om onderwerpen verlegen zat, stapelen die zich nu op, ver boven haar levensverwachting.

Groepje grijsaards

Een gek stuk tekst dat ze leest van een ander, een vreemde dialoog, een wrange samenloop van humor en verdriet, elk van haar verhalen begint met een specifieke emotie. Onlangs was Davis in Montreal, in de botanische tuinen. De tuin lag er prachtig bij. Nergens een watersysteem te bekennen, waarschijnlijk goed ondergronds weggewerkt.

Die twee observaties werden vervlochten tot een gedachte in haar hoofd: als iedereen ’s avonds weg is, dan komen de teams met bejaarde inwoners van het stadje met hun gieters tevoorschijn om alle tuinen water te geven. Dat groepje grijsaards dat hobbelend door de tuin gaat, van plant naar plant, een kleine fabel die haar ineens te binnen schiet en zo de aanzet kan zijn voor een nieuw verhaal. Niet dat ze het nu nog zal schrijven, zegt ze nadat ze het verhaal heeft verteld, als je het hebt uitgesproken komt het meestal niet meer op papier.

Soms is een dialoog die ze hoort genoeg voor een kort verhaal, dan heeft het alleen een goede titel nodig. Bijvoorbeeld in het verhaal ‘De taal van de telefoonmaatschappij’. Het verhaal gaat zo: ‘Het probleem dat u onlangs meldde werkt nu weer goed.’ Groter hoeft haar tussenkomst in de werkelijkheid niet te zijn. Het feit dat ze het in een kader giet, maakt haar de auteur van het verhaal.

Worstelende personages

Hoewel haar verhalen door een emotie worden aangestoken, worden gevoelens in haar teksten vaak in een paar zinnen weer ontdaan van emotie. Je zal Davis niet snel op sentiment betrappen. Toch is het lastig niets te voelen voor haar worstelende personages.

Voor de vrouw die niet uitspreekt dat ze haar man mist, maar zich wel bij een achtergebleven sok van hem iedere houding van zijn voeten, iedere slijtplek nog herinnert. Soms benoemt ze de emotie wel, in telegramstijl: Vrouw nr. 1 mist zoon. Vrouw nr. 2 heeft geen zin om naar vrouw nr. 1 te luisteren. Vrouw nr. 1 slikt haar eten door, slikt haar pijn in, slikt dan haar eten weer door.

De meeste verhalen lijken te ontstaan in haar eigen leven. Door goed op te letten, te luisteren en rond te kijken, hoeft ze vaak niet ver te zoeken naar haar onderwerpen. Welke van haar zintuigen is onmisbaar? Zonder twijfel zijn dat haar oren. Natuurlijk zou ze haar ogen ook niet willen missen, maar blind zou ze nog kunnen schrijven.

‘Problemen komen vaak op verschillende manieren terug in je leven. Maar geef het een vorm en een ritme, en dan wordt het al een probleem met betekenis. Zo haal ik er voldoening uit.’

Bewust leven

Hoe moet je eten? Hoe moet je leven? Hoe moet je reizen? Hoe moet je je kleden? Hoe besteed je je geld? Vragen die Davis zichzelf blijft stellen. Bewust leven is een groot thema in haar leven. Ook haar karakters, die veelal gebaseerd zijn op het leven van de schrijver, lopen soms over van het zelfbewustzijn. ‘Tegelijkertijd zijn zelfs de stukken die het meest persoonlijk lijken een overdrijving van een deel van mezelf, de karakters doen alsof ze mij zijn, maar dat zijn ze niet.’

Iedere gedachte die de moeite waard lijkt, schrijft ze op, zo blijft ze altijd aan het denken. ‘Je iets realiseren is niet hetzelfde als het direct kunnen veranderen. Problemen komen vaak op verschillende manieren terug in je leven, steeds weer anders vermomd. Maar geef het een vorm en een ritme, en dan wordt het al een probleem met betekenis. Zo haal ik er voldoening uit.’

Onder de loep

Haar verhalen doen denken aan Zen-koans, waarin ze in cirkels alle mogelijke denkopties rond een bepaald thema probeert uit te putten. Zen heeft altijd haar interesse gehad, maar op de mat zitten doet ze niet meer.
Het principe dat alles aan elkaar gelijk is, daar denkt ze veel over na, zeker nu we de natuur zo duidelijk op een tweede plaats hebben gezet. Maar ook het idee dat een ervaring die we als negatief beschouwen net zo waardevol kan zijn als een positieve ervaring, trekt haar aan. ‘Dat helpt om dingen met meer afstand te bezien. Het universum is zo groot…’ zegt ze, terwijl de betekenis van haar woorden in de lucht blijft hangen. Dat betekent niet dat ze ook altijd zo leeft, geeft ze toe, maar het betekent wel dat ze haar manier van leven altijd onder de loep neemt, dat ze altijd aan het veranderen is.

Insecten

Ze let nu op andere dingen dan ze deed toen ze jong was. ‘In sommige aspecten ben ik zelf veranderd, in anderen is de wereld anders dan voorheen.’ Insecten ziet ze de laatste tijd overal. Een kevertje dat haar in de keuken de rug toekeert, een vlieg die met zijn aanwezigheid dient als apostrof boven het woord dat ze net op papier zet. ‘Het is een reactie op de tijd waarin we leven. In een tijd van klimaatverandering, of liever gezegd, klimaat-emergency, verandert mijn emotionele betrokkenheid bij bepaalde aspecten van het leven. Dan ga ik daar dichter op zitten, beter kijken. En dat verandert de toon van mijn verhalen en ook de thema’s.’

Dieren waar ze maar naar bleef kijken

Is het haar taak als schrijver om die veranderingen terug te laten komen in haar verhalen? ‘Ik schrijf altijd indirect over dingen die gebeuren in de wereld.’ Een ideologische positie waarin ze anderen opdringt om te stoppen met vliegen, zul je in haar verhalen niet vinden. Te zelfbewust. De koeien een van haar favoriete verhalen, is een goed voorbeeld van die indirecte manier waarop de wereld haar ingang vindt in haar werk. De drie koeien die aan de overkant van de straat staan. De drie grazende, sjokkende, liggende dieren waar ze maar naar bleef kijken en uiteindelijk een dun boekje over vol schreef.

Pas later besefte ze dat er een emotionele reden aan ten grondslag lag: haar gevoelens over hoe dieren behandeld worden, de vleesindustrie, haar respect voor dieren. Het is geen tromgeroffel over dierenleed, maar een kleine beschrijving van hoe de dieren eruitzien als ze in de sneeuw liggen, hoe ze achter elkaar aan lopen en steeds in andere formaties herkauwend over het veld turen.

Haar kat springt op de tafel en blijft met zijn kop tegen me aanduwen om mijn hand in beweging te krijgen. Hij is erg op mensen gericht, zegt ze, terwijl ze hem zacht van de tafel af probeert te schuiven. Hij springt direct weer terug. ‘Ik wil hem niet beledigen, zegt ze, normaal zorgt hij voor zichzelf, hij is helemaal niet zo veeleisend. Maar hij is erg sociaal, dus als er bezoek is dan denkt hij: “Oh, hier ga ik eens even van genieten.” Hij is erg intelligent.’

‘Ik heb nooit een vrouwelijke inspiratiebron nodig gehad vanwege het vrouw-zijn op zich. Gender is vloeibaar, zeker voor een auteur.'

Getergde concentratie

Het is tijd voor lunch. Voorafgaand aan het gesprek hebben we een aantal keer heen en weer gemaild over de lunch. Ze vroeg me wat ik op mijn sandwich wilde, ik maakte het haar lastig met een allergie, ze antwoorde dat ze zelf geen lunch zou maken, maar ergens iets zou halen, ik zei dat alles goed was voor mij. Uiteindelijk heeft ze toch besloten zelf te koken. Ze snijdt de tomaten, ze schilt de komkommer, hakt de feta, maar doet het met een getergde concentratie. Ik denk aan haar verhaal ‘Kafka cooks diner’. Davis stuurt me keuken uit voor een rondleiding door het huis met haar man. Ik vermoed dat ze niet gestoord wil worden bij een taak die ze net als Kafka uiterst serieus neemt. Overal hangen grote schilderijen in tweeluiken. Alan Cote is de maker ervan. Ze hangen op de witte muren als ramen. Kleurvlakken en strepen knallen energiek over het doek. Cote gaat me voor door het oude schoolgebouw. Overal zijn hoge ramen die het groen van buiten naar binnen brengen. Op de eerste verdieping wijst hij naar beneden. De moestuin, het terrein van Davis. Vol met fruitbomen, pompoenen, heirloom tomaten en sperziebonen. Dan haar werkkamer, de warmste kamer in het huis. Een groot bureau en overal knipsels. Daarnaast een kamer vol muziekinstrumenten, familieportretten en legpuzzels, voor als de winter komt. ‘Jack, you’re so troubled,’ zegt hij tegen de poes, die ons luid mauwend door het huis volgt. Tot slot de bibliotheek van Davis, waar ze net alle boeken opnieuw heeft geordend, op volgorde van land. Er is een selectie van Nederlandse boeken: W.F. Hermans en Gerbrand Bakker, zie ik er zo snel tussen staan.

Naast schrijver is Davis ook vertaler, ze spreekt Noors en een klein beetje Nederlands. Ze vertaalde het werk van A.L. Snijders naar het Engels.

Beide kanten

Haar grootste inspiratiebronnen zijn Samuel Beckett, Nabokov, James Joyce. In Essays One geeft ze rijkelijk voorbeelden uit de woorden van deze oude meesters. ‘Geen vrouwen?’ vraag ik haar als de rondleiding is afgelopen en we te vroeg weer in de keuken staan. ‘Ik heb nooit een vrouwelijke inspiratiebron nodig gehad vanwege het vrouw-zijn op zich. Gender is vloeibaar, zeker voor een auteur. Ik ben erg blij met mijn vrouwelijkheid, maar voelde me als klein kind, toen ik in bomen klom, van basketbal hield en er nog weinig genderidentificatie was, net zo vaak een jongetje. En ik heb veel geschreven vanuit het mannelijk perspectief. Iedereen heeft beide kanten in zich en een schrijver zou beide kanten tot leven moeten laten komen. Om geïnspireerd te raken kijk ik dus niet naar het geslacht van een schrijver.’

Dat neemt niet weg dat ze graag eens een hapje had willen eten met Grace Paley, antwoord ze als ik vraag met welke schrijver, dood of levend, ze weleens aan tafel had willen zitten. Haar verlegenheid zou haar in de weg zitten, in gezelschap van een grote schrijver. Liever zou ze niet in gesprek gaan met Grace Paley, Herman Melville of Samuel Beckett, maar op een afstandje toekijken hoe ze met anderen praten.

‘Ik zou er niet om staan te springen om iemand als Virginia Woolf of Gertrude Stein te ontmoeten. Ik bewonder het werk, maar als persoon trekken ze me niet aan.’

Hetzelfde geldt voor een schrijver als Knut Hamsun, die er nazisympathieën op nahield, maar ook het prachtige boek Langs overwoekerde paden schreef. Ze begreep de bron van die ideeën beter na zijn boeken te hebben gelezen. ‘Hij maakte een misstap, maar waarschijnlijk niet uit diepe antisemitische gevoelens. Ik voel me ambivalent over zijn daden, en toch is zijn boek het beste boek dat ik in tijden heb gelezen.’

‘We zullen moeten reizen via onze verbeelding. Door te lezen, films te kijken, via YouTube zit je zo in Mongolië.’

Poging tot perfectie

Waar begint een verhaal met Kafka in de keuken, vraag ik als we aan tafel gaan om te lunchen. Kafka’s werk heeft Davis minutieus geanalyseerd, iets wat ze iedere schrijver aanraadt. Het is een van de dertig tips die ze heeft opgetekend in Essays One, voor iedereen die schrijft. ‘Lees niet alleen voor het plezier, maar ook om het werk van anderen heel specifiek op technieken te bestuderen.’

Ze houdt van Kafka vanwege zijn humor, en omdat zijn zeer korte verhalen mathematisch en absurd, slim en pretentieloos tegelijkertijd zijn. Davis zou ooit een diner koken voor vrienden. ‘Sommige mensen vinden koken heel simpel, een beetje van dit, een snufje van dat. Ik kwel mezelf met gedachten over wat ik moet maken. Toen dacht ik aan Kafka. En hoe het voor hém zou zijn geweest om een maaltijd te bereiden, hij zou onzeker zijn over ieder ingrediënt, en over de tafelschikking, de wijn en het gesprek dat gevoerd moet worden.’

Ze las zijn brieven om zich onder te dompelen in zijn taalgebruik. Het verhaal werd langer dan ze dacht en bestaat voor een groot deel uit Kafka’s eigen zinnen. Kafka heeft het maar lastig in de keuken, in het verhaal dat Davis over hem schreef. In zijn poging tot perfectie rollen de slakken uiteindelijk over de grond. Aan de lunchtafel van Davis komt het allemaal goed, met een zucht van opluchting zet ze drie salades voor ons op tafel.

Lokale fruitsoorten

Ik bewonder de prachtige tomaten die op mijn bord liggen. Ze komen uit de moestuin. Sinds ze niet meer vliegt, is ze het lokale meer gaan waarderen. Via de tomaten hebben we het over lokale fruitsoorten, en van de boerenmarkt belanden we in onze gedachten in Amsterdam, waar Davis en Cote jaren geleden samen waren. Dan valt het stil. Denken we allebei hetzelfde? ‘Het zal een vreemde tijd worden,’ zegt Davis. ‘We gingen altijd naar Frankrijk, ieder jaar een week naar een andere stad. Dat zal nu niet meer gebeuren. Maar ook als we wel waren gegaan,’ lijkt ze zichzelf moed in te willen praten, ‘zouden er zoveel steden zijn die we nooit zullen zien.’

Het is waar wat ze zegt, en toch overvalt me een gevoel van beklemming als ik eraan denk nooit meer te kunnen reizen. ‘De wereld is zoveel toegankelijker geworden,’ zegt Davis, ‘ook vanuit huis. We zullen moeten reizen via onze verbeelding. Door te lezen, films te kijken, via YouTube zit je zo in Mongolië. En we kunnen vanaf hier nog wel naar Canada, dat is ook buitenland. Ze spreken er Frans. Het zal niet hetzelfde zijn als Frankrijk, maar het is een nieuwe manier van leven.’

Een koe

Na de lunch laten Davis en Cote me samen uit. Als ik de afrit verlaat, kijk ik nog een keer achterom in de spiegel, ze zijn alweer naar binnen verdwenen. Een donkere wolk komt op me afgedreven. Als ik de weg opdraai, zie ik aan de andere kant van de weg een koe die me geïnteresseerd aanstaart en bedenk me dan dat ik nog nooit goed naar een koe heb gekeken. Waar zijn de andere twee? Dan beginnen de eerste spetters op de auto te tikken, steeds harder roffelen ze op het dak neer, tot de lucht erachter zwart ziet, en het is alsof het doek valt.

NIEUWSBRIEF