Robin van den Maagdenberg
INTERVIEW
Een blik op onszelf
Foto: Reed Young

Op de menukaart staat: Raising New Yorks Cholesterol since 1929. Eisenberg’s Sandwich Shop is een New Yorkse diner die al bijna een eeuw bestaat. Ik heb hier afgesproken met straatfotograaf Gus Powell. Binnen staan de koks in een rij achter de bar burgers te flippen, spek af te bakken en broodjes te bedekken. Het opgespatte vet van het eten, vermengd met zweet door de hitte van de grills, ligt glimmend op hun voorhoofd.

Dit is een van de weinige overgebleven authentieke New Yorkse zaken, zegt Powell als hij binnenkomt en nauwelijks zijn lange benen een plaats kan geven onder de tafel. Hij is er twee keer ziek geworden, maar dat weerhoudt hem er niet van terug te blijven komen.

Powell is een opvallend lange man, onopvallend gekleed in een zandkleurige broek en spijkerblouse, een outfit die, zoals hij later zal uitleggen, onderdeel is van zijn stadsvermomming. Hij bestelt een soep met matzeballen, zijn favoriete joodse comfortfood, en eet er nauwelijks van omdat hij veel en snel praat.

De stad is veranderd, Gus Powell heeft het door zijn lens heen zien gebeuren. ‘New York was Google voordat Google bestond. Van iedereen die je zocht bevond de toptien zich in New York. Je kon ze gewoon vinden in het telefoonboek. Inmiddels hebben projectontwikkelaars de binnenstad opgekocht, zoals dat in alle grote steden gebeurt, om dure appartementen en kantoren te bouwen. Er is steeds meer van hetzelfde te zien. Een groot deel van de levendigheid en de ruimte om te experimenteren is verdwenen.’

Ook de opkomst van megastores is niet meer uit het straatbeeld te wissen. Tien jaar geleden kon Powell geen hoek omslaan of er stond op de achtergrond een Duane Read store op de foto, en anders liep er wel iemand met een tasje van de drogist in zijn hand. De vijanden binnen zijn kader zijn veranderd, nu zijn het ketens als Zara en H&M. En de mobiele telefoon, waar bijna niet aan te ontkomen valt.

New York is veranderd van een nicotine-cultuur in een cellular-cultuur, merkte Jonathan Franzen ooit op. Waar het op foto’s van straatfotografen uit de twintigste eeuw zoals Garry Winogrand, Lee Friedlander en Diane Arbus speuren is naar een beeld waarop geen roker voorkomt, zijn de sigaretten op Powells foto’s bijna helemaal verdwenen. De wissel van sigaret naar telefoon heeft onze houding en gebaren veranderd, zegt Powell. De uitgeblazen rook, de naar de hemel opgerichte blik van rokers, het is een uitstervend beeld. Een telefoon aan het oor of een blik op het scherm, een naar binnen gekeerde houding, dat is het nieuwe plaatje. ‘Een stad vol zombies.’

Foto's: Reed Young

Geplette dingen

Als geboren en getogen New Yorker begon Gus Powell al op jonge leeftijd stukjes van de stad te verzamelen en mee te nemen naar huis. In zijn kamer stond een ladekast. De bovenste lade was voor zijn kleding, de middelste voor zijn petten en in de onderste la bewaarde hij zijn stadsvondsten.

‘Ik hield van geplette dingen.’ Een overreden handschoen van een timmerman, een platgelopen colablikje, het ging allemaal zijn laatje in. ‘Mijn moeder wilde mijn creativiteit en verzamelwoede stimuleren, maar tot op zekere hoogte. Toen de la dreigde te verzanden in een vuilnisbelt, leerde ze me dat je een verzameling moet cureren: de beste stuks bewaar je, de rest gooi je weg.’ Zijn vinger diende als premature camera. ‘Door naar iets te wijzen, leerde ik als kind al de focus te leggen op beelden die ik aan mijn ouders wilde laten zien.’ Een eigen camera was slechts een extensie van dat idee.

Het bindweefsel van de stad

Geïnspireerd door de dichtbundel Lunch Poems van de dichter Frank O’Hara, die in zijn lunchpauzes korte gedichten schreef, maakte Powell gedurende de tien jaar dat hij als fotoredacteur voor The New Yorker werkte tijdens zijn lunchpauze elke dag foto’s op straat. In het krappe uurtje liep hij een paar blokken om en richtte zijn lens op alles wat voorbijkwam. Vaak niets in het bijzonder. Een groepje mensen, een stuk kauwgom op straat, een gekreukt pakje sigaretten of een plastic tas kon genoeg zijn.

Toch zijn zijn foto’s niet registrerend, het zijn eerder pogingen om alle losse elementen in de stad met elkaar te verbinden. Zelden is er één hoofdpersoon, vaker is het een combinatie van voetgangers die bij elkaar worden betrokken zonder dat ze het zelf door hebben. De ruimte die mensen met elkaar verbindt is op Powells foto’s net zo belangrijk als degenen die die ruimte vluchtig doorkruisen.

Powell ziet de ruimte als het bindweefsel van de stad, de aanhechting tussen alle losse elementen. ‘Een metropool als New York kan een eenzame plek zijn. Juist daarom zoek ik naar dat wat ons daarin verbindt. Al is er niet altijd direct contact tussen mensen, iedereen beweegt met elkaar, denkt met elkaar. Als je die onderstroom voelt, dan ben je op je plaats in deze stad. Zo niet, dan ben je hier snel weer weg.’

Hij pakt zijn camera op. ‘Let’s go. Everyone’s out today.’

Foto's: Reed Young
'In een stad moet je eigen ISO, je eigen gevoeligheid zo groot mogelijk zijn.’

Voetballer zonder bal

Zoals surfers massaal naar het strand gaan op een dag met de juiste windkracht, zo wachten straatfotografen volgens Gus Powell op een koude maar zonnige dag als deze om een plaatje te schieten onder de perfecte lichtomstandigheden. We lopen vanaf Eisenberg’s Sandwich Shop een paar blokken omhoog. Zonder haast steken we de straat over.

Dan stopt hij middenin een zin. Hij heeft iets in zijn vizier. Als een voetballer zonder bal, met benen van elastiek, duikt hij ineen, zigzaggend tussen de mensen door. Hij gaat heel dicht op een Aziatisch meisje staan dat net een selfie maakt, torent boven haar uit om het beeld dat hij wil vangen precies in zijn lens te krijgen. Het meisje kijkt verdwaasd op, alsof ze beroofd is van haar portemonnee en dat een seconde te laat door heeft. Powell wijst naar haar tas van Zara en vraagt of ze er iets gekocht heeft, ze lacht verstrooid en heeft geen idee dat ze voor altijd vastzit in een beeld met op de achtergrond een straatverkoper en een wuft geklede dame.

Afwezig en afgeleid

Het is lastiger geworden voor Powell om een interessant beeld te vangen. Er zijn steeds meer mensen op straat, maar de meeste mensen zijn afwezig en afgeleid. ‘Ik ben op zoek naar mensen die op een specifieke manier alert zijn. Toeristen zijn niet interessant voor het beeld, zij gebruiken de stad als decor voor hun eigen verhaal. Ik zoek naar dat moment waarop de mens en de stad in elkaar opgaan. Die momenten komen minder vaak voor. Het vraagt voortdurende alertheid van mij als fotograaf. Als ik opensta, dient zich ieder moment nieuw materiaal aan.’

De lichtgevoeligheid van een camera wordt gemeten in de ISO-waarde. ‘In een stad moet je eigen ISO, je eigen gevoeligheid, zo groot mogelijk zijn. Hoe kun je op het minste voorbereid zijn en daar toch een intrigerend verhaal van maken?’

Alles wat zich in het frame bevindt

Als we Madison Square oplopen, zien we een oude man voor een houten sculptuur staan. Hij trekt zijn handschoen uit en betast het hout. Powell trekt net te laat zijn camera tevoorschijn. Het moment is alweer voorbij. Hij loopt toch op de man af. Even denk ik dat hij hem wil vragen om het beeld nogmaals te aaien, maar Powell regisseert zijn onderwerpen nooit.

Op tijd klikken is belangrijk voor een straatfotograaf, maar als Powell iemand ziet die aan zijn rug krabt en het kader nog niet perfect is, dan wacht hij. ‘Mensen herhalen zichzelf. De kriebel keert weer terug. Het moment zal zich nog eens voordoen. Iedere dag dat ik besluit foto’s te maken, gebeurt er iets, altijd en overal. Ik voel me de auteur van alles wat zich in het frame bevindt.’

Foto's: Reed Young

De stemming van de stad

Waar de meeste fotograferen het licht en hun onderwerpen zelf controleren, is Powell overgeleverd aan de stemming van de stad. Hij is geobsedeerd door de vier hoeken van een foto, daarin ligt zijn grootste macht. Hij bepaalt waar het beeld begint en waar het eindigt.

Op zijn foto’s gebeurt vaak schijnbaar niets, pas als je goed kijkt, ontdek je een klein verhaal. Over een vrouw met een gebloemde paraplu en een bos bloemen achter haar rug, een mooi ritme van terugkerende elementen, en het verklapt dat er iemand nabij is. Toch zullen we voor altijd moeten wachten of de ander op komt dagen. Of een gebogen man in regenjas die langs een raam loopt waarachter een bosje plastic bloemen tussen de gordijnen door piept. De man wordt achtervolgd door de schaduw van een lantaarnpaal, het is alsof zowel de man als de schaduw van de lantaarnpaal het hoofd treurig laten hangen. Marginale momenten die snel aan je voorbijgaan in de chaos van het geheel, maar die een stad terugbrengen tot menselijke proporties.

Het ironiseren of karakteriseren van mensen is bij uitstek iets voor de fotografie, denk aan de foto’s van Diane Arbus, maar het is niet waar Powell op uit is. ‘Mijn beelden zijn gebaseerd op het humanistische idee dat we veel meer wel dan niet met elkaar delen.’

De hoek van 6th Avenue en 34th Street wordt gezien als het paradijs van de New Yorkse straatfotograaf. Het zonlicht valt precies tussen de wolkenkrabbers door en op het kruispunt gaan tegelijkertijd alle lichten op groen, waardoor de voetgangers gezamenlijk een vierkant vormen op het moment dat ze hun pas inzetten. Vier jonge straatfotografen spreken Powell aan, haastig, met de ogen op de straat gericht, om niets mis te lopen. Een vrouwelijke collega van Powell achtervolgt een dakloze man met haar camera. Ze blijft maar schieten.

Iedereen maakt foto’s van iedereen

Door de smartphone is iedereen tegenwoordig fotograaf, en bovendien hangen overal bewakingscamera’s. Dat maakt van ieder moment een mogelijkheid om vereeuwigd te worden, is het niet door een telefoon, dan wel door een beveiligingscamera. Waar we ons ook bewegen, er is altijd wel ergens een extra oog dat ons bespiedt. ‘We zijn ons daardoor anders gaan verhouden tot ons “zelf”, we zijn veel zelfbewuster. Foto’s worden meer en meer gebruikt om het perspectief op onszelf te richten in plaats van op de wereld om ons heen.’

We zien onszelf vaker, maar zien we onszelf daardoor ook beter? We leren onszelf kennen als afbeelding, een beeld dat we manipuleren en retoucheren en dat daardoor steeds minder te maken heeft met wie we werkelijk zijn.

Foto's: Reed Young

Gus Powell kan geen foto meer maken of er staat iemand op die het ziet gebeuren. Hij vergroot de afstand tussen zijn lens en de personen op zijn foto’s steeds meer om mensen op een onbewaakt ogenblik te betrappen.

Vaak gaat hij verkleed als Nederlandse toerist. Hij is lang en goedlachs en daardoor hebben mensen het niet snel door als hij ze op de foto zet. ‘Als ze het wel doorhebben, doe ik alsof ik iets achter ze aan het fotograferen ben.’

Op een volgend kruispunt zien we drie jonge vrouwen in rode outfits en op hoge hakken. Ze worden door iemand gefotografeerd terwijl ze steeds weer hetzelfde moeten doen: heupwiegend lopen ze over het zebrapad terwijl ze zwaaien met een pizzapunt. Powell legt het tafereel vast. Een jongen op een skateboard stopt en maakt een foto van hem. Een andere voetganger neemt daar weer een foto van. Dan drukt Powell weer af. Iedereen reageert op elkaar met een klik van een camera.

Als Powell het beeld op zijn schermpje laat zien, zie ik een tafereel waarop iedereen foto’s maakt van iedereen. Alleen de dames zijn buiten beeld gehouden. ‘Sometimes you just cut out the catastrophe.’

Het artikel verscheen ook in Vrij Nederland

NIEUWSBRIEF
MEER INSPIRATIE